Wat hebben topsport en fitness met elkaar gemeen?

Verschenen in BodyLIFE Benelux nr10 2011

I body•LIFE 10I2011

Wat hebben topsport en fitness met elkaar gemeen?

Paul is als fysiek trainer betrokken bij een aantal CTO (Centrum Topsport Onderwijs) programma’s: voetbal dames, basketball dames, volleybal heren, zwemmen en rugby sevens dames nationaal team. Daarnaast begeleidt hij een aantal (top)judoka’s en is hij voor een klein deel werkzaam voor de HVA bij de opleiding Sport Management en Ondernemen als docent sportspecialisatie fitness en als coach van een aantal 3e en 4e jaars studenten. Verder is Paul ontwikkelaar van oefenstof en mastertrainer bij de firma Keiser en is regelmatig gastdocent bij diverse (personal) trainingsopleidingen en workshops.

Praktijk en wetenschap

“Mijn passie ligt in het doorgeven van kennis op het gebied van training en beweging en dit is daarom ook tegelijkertijd één van de belangrijkste redenen voor mij om deel uit te mogen maken van deze bijzondere kenniskring”, vertelt Paul. “Daarnaast om een brug te kunnen slaan tussen wetenschap en praktijk om zo een zo hoog mogelijk niveau te kunnen nastreven. Uitgangspunt is voor mij altijd het functionele bewegen in relatie tot de doelgroep c.q. de klant met een kritische blik naar de huidige fitness/trainingsbranche.”

Lijfspreuk voor zijn werk als fysieke trainer is: You Never Win a Game on Gameday. (Winst valt of staat met je voorbereiding naar de wedstrijd toe). Fysieke training is daar een belangrijk onderdeel van. Paul werkt o.a. voor het E.ON-NZA als fysieke trainer van de RTC zwemploeg. Dit doet hij samen met verschillende specialisten zoals een fysiotherapeut, een voedingsdeskundige en een mentale trainer om de zwemmers zo optimaal mogelijk te laten presteren. “Fysieke training is voor alle topsporters essentieel. Om verschillende redenen: o.a. het fit en blessurevrij kunnen sporten. Daarbij gebruiken we niet alleen krachttraining om de topsporter krachtiger en fysiek weerbaarder te maken, maar ook oefeningen om de flexibiliteit, snelheid, power en coördinatie te trainen.”

In de afgelopen jaren is volgens Paul het accent meer komen te liggen op het fysieke aspect omdat Nederland internationaal hier een achterstand in heeft ten opzichte van bijvoorbeeld de Oost-Europese landen. “Nederlandse topsporters zijn technisch en tactisch wel goed, maar met dat alleen win je niet de wedstrijd. Dat komt ook omdat topsporters in Nederland zich vaak pas in een later stadium gaan specialiseren, terwijl in andere landen die keuze al op een veel jongere leeftijd wordt gemaakt. Maar we zijn in Nederland met een inhaalslag bezig.” Een paar jaar geleden heeft het NOC*NSF in de persoon van Scott Dickinson, een nieuwe Headcoach Strength and Conditioning aangesteld die eindverantwoordelijk is voor 'strength and conditioning'. Hij stuurt alle programma’s aan die de NOC*NSF fysieke trainers uitvoeren. “De programma’s ontwikkelen we zelf. Eén keer per jaar hebben we een functioneringsgesprek waarbij naast Dickinson ook de bondscoach van de desbetreffende sport aanwezig is. Gezamenlijk bekijken we het trainingsprogramma en de progressie. Waar nodig wordt het programma bijgesteld. Daarbij laten we ons leiden door trainingsmethodes uit de hele wereld. Als fysieke trainer heb ik de mogelijkheid om de hele wereld af te reizen om te kijken in de keuken van Olympische fysieke trainers. Zelf ben ik regelmatig bij Mark Verstegen (Athletic Performance Institute) in Amerika en bij Charles Poliquin voor de PICP cursussen. Binnen de CTO’s maken we gebruik van LTAD (Long Term Athletic Development). Het is een methode die ontworpen is door I. Balyi uit Canada en die een verzameling van kennis en ervaringen bevat dat is uitgewerkt in een model voor langetermijnontwikkeling van de sporter. Het is een visie op hoe sport beoefend en talenten ontwikkeld kunnen worden in hun fysieke ontwikkeling om door te kunnen groeien naar een bepaald niveau waar de intensiteit op het hoogste niveau ligt. Ofwel vanuit het leren te trainen naar het trainen om te winnen.” Een model dat volgens Paul zijn vruchten begint af te werpen. “Zeker bij het dames judo, waar een aantal kanshebbers zitten voor een Olympische medaille. Zelf heb ik 106 topsporters en talenten onder mijn hoede waarvan er 15 op Olympisch niveau zitten.”

Trainingsmethode

Voor het trainen van de topsporters en talenten maakt Paul gebruik van verschillende trainingsmaterialen. “Ik ben voorstander van het trainen met losse materialen zoals dumbells en halters en niet op gestuurde weerstandsmachines omdat de bewegingsuitslag hierop te eenzijdig is. Het accent ligt bij ons vooral op functioneel trainen en daar zijn dumbells en halters een perfect middel voor. Voor het trainen van kracht en snelheid maak ik veel gebruik van de Keiser Functional Trainers die ook op Papendal staan. Daarnaast gebruik ik de Power Rack van Keiser die pneumatische units met een Olympische halterstang combineert. Het mooie van dit apparaat is dat ik kan kiezen om te trainen op luchtdruk, met gewichten of met een combinatie van beide. Hierdoor is er een breed scala aan oefeningen mogelijk, waarmee de sporter power en stabiliteit kan trainen. Bij alle trainingen werk ik met een zogenoemde prestatiepiramide, onderverdeeld in Fundamentals en Performance en skills. Fundamentals is de basis en richt zich vooral op stabiliteit. Terwijl Performance meer gericht is op het ontwikkelen van de motorische grondeigenschappen als kracht, snelheid enz.” Als voorbeeld noemt Paul zwemmen. “Kenmerkend voor zwemmen is de belangrijkheid van de (core)-stabiliteit (rompstabiliteit) voor een optimale ligging in het water en de stabiliteit van de schoudergordel die in veel zwemslagen terugkomt. Dan krijgen ze preventieve oefeningen, sportgerichte ondersteuning bij bijvoorbeeld het starten en keren, en oefeningen die prestatieverhogend kunnen doorwerken. Al dit soort oefeningen worden ook toegepast in de fitnessbranche. Veel fitnessmerken hebben hierop geanticipeerd en apparatuur ontwikkeld die deze oefeningen nabootsen in een gebruiksvriendelijke omgeving met minder kans op blessures. In die zin hebben topsport en fitness best veel gemeen met elkaar en kunnen we nog veel van elkaar leren”, merkt Paul tot slot op.

Dit vroegen we aan Paul Lammers, die naast het CIOS, ALO bewegingswetenschappen heeft gestudeerd en één van de fysieke trainers in Nederland is die het examen CSCS (Certified Strength and Conditioning Specialist) heeft behaald van de NSCA en PICP2 gecertificeerd is.

Paul is als fysiek trainer betrokken bij een aantal CTO (Centrum Topsport Onderwijs) programma’s: voetbal dames, basketball dames, volleybal heren, zwemmen en rugby sevens dames nationaal team. Daarnaast begeleidt hij een aantal (top)judoka’s en is hij voor een klein deel werkzaam voor de HVA bij de opleiding Sport Management en Ondernemen als docent sportspecialisatie fitness en als coach van een aantal 3e en 4e jaars studenten. Verder is Paul ontwikkelaar van oefenstof en mastertrainer bij de firma Keiser en is regelmatig gastdocent bij diverse (personal) trainingsopleidingen en workshops.

Praktijk en wetenschap

“Mijn passie ligt in het doorgeven van kennis op het gebied van training en beweging en dit is daarom ook tegelijkertijd één van de belangrijkste redenen voor mij om deel uit te mogen maken van deze bijzondere kenniskring”, vertelt Paul. “Daarnaast om een brug te kunnen slaan tussen wetenschap en praktijk om zo een zo hoog mogelijk niveau te kunnen nastreven. Uitgangspunt is voor mij altijd het functionele bewegen in relatie tot de doelgroep c.q. de klant met een kritische blik naar de huidige fitness/trainingsbranche.”

Lijfspreuk voor zijn werk als fysieke trainer is: You Never Win a Game on Gameday. (Winst valt of staat met je voorbereiding naar de wedstrijd toe). Fysieke training is daar een belangrijk onderdeel van. Paul werkt o.a. voor het E.ON-NZA als fysieke trainer van de RTC zwemploeg. Dit doet hij samen met verschillende specialisten zoals een fysiotherapeut, een voedingsdeskundige en een mentale trainer om de zwemmers zo optimaal mogelijk te laten presteren. “Fysieke training is voor alle topsporters essentieel. Om verschillende redenen: o.a. het fit en blessurevrij kunnen sporten. Daarbij gebruiken we niet alleen krachttraining om de topsporter krachtiger en fysiek weerbaarder te maken, maar ook oefeningen om de flexibiliteit, snelheid, power en coördinatie te trainen.”

In de afgelopen jaren is volgens Paul het accent meer komen te liggen op het fysieke aspect omdat Nederland internationaal hier een achterstand in heeft ten opzichte van bijvoorbeeld de Oost-Europese landen. “Nederlandse topsporters zijn technisch en tactisch wel goed, maar met dat alleen win je niet de wedstrijd. Dat komt ook omdat topsporters in Nederland zich vaak pas in een later stadium gaan specialiseren, terwijl in andere landen die keuze al op een veel jongere leeftijd wordt gemaakt. Maar we zijn in Nederland met een inhaalslag bezig.” Een paar jaar geleden heeft het NOC*NSF in de persoon van Scott Dickinson, een nieuwe Headcoach Strength and Conditioning aangesteld die eindverantwoordelijk is voor 'strength and conditioning'. Hij stuurt alle programma’s aan die de NOC*NSF fysieke trainers uitvoeren. “De programma’s ontwikkelen we zelf. Eén keer per jaar hebben we een functioneringsgesprek waarbij naast Dickinson ook de bondscoach van de desbetreffende sport aanwezig is. Gezamenlijk bekijken we het trainingsprogramma en de progressie. Waar nodig wordt het programma bijgesteld. Daarbij laten we ons leiden door trainingsmethodes uit de hele wereld. Als fysieke trainer heb ik de mogelijkheid om de hele wereld af te reizen om te kijken in de keuken van Olympische fysieke trainers. Zelf ben ik regelmatig bij Mark Verstegen (Athletic Performance Institute) in Amerika en bij Charles Poliquin voor de PICP cursussen. Binnen de CTO’s maken we gebruik van LTAD (Long Term Athletic Development). Het is een methode die ontworpen is door I. Balyi uit Canada en die een verzameling van kennis en ervaringen bevat dat is uitgewerkt in een model voor langetermijnontwikkeling van de sporter. Het is een visie op hoe sport beoefend en talenten ontwikkeld kunnen worden in hun fysieke ontwikkeling om door te kunnen groeien naar een bepaald niveau waar de intensiteit op het hoogste niveau ligt. Ofwel vanuit het leren te trainen naar het trainen om te winnen.” Een model dat volgens Paul zijn vruchten begint af te werpen. “Zeker bij het dames judo, waar een aantal kanshebbers zitten voor een Olympische medaille. Zelf heb ik 106 topsporters en talenten onder mijn hoede waarvan er 15 op Olympisch niveau zitten.”

Trainingsmethode

Voor het trainen van de topsporters en talenten maakt Paul gebruik van verschillende trainingsmaterialen. “Ik ben voorstander van het trainen met losse materialen zoals dumbells en halters en niet op gestuurde weerstandsmachines omdat de bewegingsuitslag hierop te eenzijdig is. Het accent ligt bij ons vooral op functioneel trainen en daar zijn dumbells en halters een perfect middel voor. Voor het trainen van kracht en snelheid maak ik veel gebruik van de Keiser Functional Trainers die ook op Papendal staan. Daarnaast gebruik ik de Power Rack van Keiser die pneumatische units met een Olympische halterstang combineert. Het mooie van dit apparaat is dat ik kan kiezen om te trainen op luchtdruk, met gewichten of met een combinatie van beide. Hierdoor is er een breed scala aan oefeningen mogelijk, waarmee de sporter power en stabiliteit kan trainen. Bij alle trainingen werk ik met een zogenoemde prestatiepiramide, onderverdeeld in Fundamentals en Performance en skills. Fundamentals is de basis en richt zich vooral op stabiliteit. Terwijl Performance meer gericht is op het ontwikkelen van de motorische grondeigenschappen als kracht, snelheid enz.” Als voorbeeld noemt Paul zwemmen. “Kenmerkend voor zwemmen is de belangrijkheid van de (core)-stabiliteit (rompstabiliteit) voor een optimale ligging in het water en de stabiliteit van de schoudergordel die in veel zwemslagen terugkomt. Dan krijgen ze preventieve oefeningen, sportgerichte ondersteuning bij bijvoorbeeld het starten en keren, en oefeningen die prestatieverhogend kunnen doorwerken. Al dit soort oefeningen worden ook toegepast in de fitnessbranche. Veel fitnessmerken hebben hierop geanticipeerd en apparatuur ontwikkeld die deze oefeningen nabootsen in een gebruiksvriendelijke omgeving met minder kans op blessures. In die zin hebben topsport en fitness best veel gemeen met elkaar en kunnen we nog veel van elkaar leren”, merkt Paul tot slot op.

Keiser’s wereldwijde invloed in de topsport

Keiser heeft een aanzienlijke invloed op de professionele topsport. In 2011 waren er op maar liefst vier continenten kampioensteams en -atleten die trainen op Keiser apparatuur, waaronder FC Barcelona en Manchester United. De kampioenen van professionele honkbalcompetities zowel in Amerika als Japan zijn teams die Keiser apparatuur geïntegreerd hebben in hun training. Keiser’s invloed is ook aanzienlijk in het water. Het wereldrecord op de 4 x 100 meter vrije slag gevestigd door het team bestaande uit Inge Dekker, Marleen Veldhuis, Ranomi Kromowidjojo en Femke Heemskerk, maakt bij hun training voor een groot deel gebruik van de gepatenteerde pneumatische weerstand van de Keiser apparatuur.

Een succesverhaal is de comeback van Dara Torres op de leeftijd van veertig jaar die meedeed aan de Olympische zwemwedstrijden in 2008. Ze was niet alleen de oudste zwemster in het gezelschap, maar ook de eerste zwemster die aan vijf Olympische spelen heeft meegedaan en drie zilveren medailles won. Haar krachttrainingscoach, Andy O'Brien, gebruikte Keiser apparatuur om Dara Torres fysiek sterker te maken.

Een ander succesverhaal is van vérspringer Mike Powell. In 1987 sprong hij 8.25 meter, één van de beste resultaten uit zijn carrière. Dat seizoen huurde hij een nieuwe coach in: Randy Huntington, die weerstandstraining op Keiser apparatuur invoerde. Na vier jaar van bijna uitsluitend werken met Keiser apparatuur verbeterde Powell het wereldrecord en stelde dit op 8,95 meter.

the sports company I producten en concepten

body•LIFE 10I2011 I

Edities