Nieuws – Health & Wellness

Verschenen in BodyLIFE Benelux nr2 2010

health I onderzoek

I body LIFE 2I2010

Effectiviteit beweegprogramma’s onderzocht

ederlanders bewegen te weinig. Met het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB) probeert het ministerie van VWS te bereiken dat meer burgers kiezen voor een actieve leefstijl. Dagelijks bewegen moet de norm worden. Binnen het nationaal actieplan krijgt daarom een aantal ‘bewegingsarme’ gemeentes subsidie voor ‘beweeginitiatieven’. Inmiddels zijn er talloze interventies bedacht om mensen te laten sporten en bewegen. In samenwerking met en met subsidie van het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) onderzocht het NIVEL (Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg) 62 van deze sport- en beweeginitiatieven op uitvoerbaarheid, theoretische onderbouwing en effectiviteit. Op basis van de resultaten is door het NISB voor gemeentes een overzicht van interventies gemaakt.

Kansrijk

Opvallend was dat het overgrote deel van de 62 programma’s zich op meer onderdelen richt dan alleen het ‘meer bewegen’. Uiteraard waren de meeste beweegprogramma’s erop gericht om vaardigheden aan te leren die nodig zijn om beweeggedrag te veranderen, maar ook meer dan de helft van de programma’s richt zich op het verbeteren van kennis en attitude ten aanzien van gezondheid en bewegen. Het merendeel van de programma’s is erop gericht de jeugd aan het bewegen te krijgen. Vijftien programma’s richten zich vooral op mensen met overgewicht (jeugd en volwassenen) en 11 programma’s zijn bedoeld voor volwassenen zonder verdere specificatie. Drieëntwintig programma’s richten zich op meerdere doelgroepen. Als per setting gekeken wordt, zijn de meeste programma’s uitgevoerd in de wijk gevolgd door de setting sport en de setting school. Van de meeste programma’s (55) is een goede handleiding beschikbaar waardoor het programma op verschillende locaties kan worden ingezet. Een deel van de beweegprogramma’s heeft een gedegen theoretische onderbouwing, maar de meeste programma’s zijn echt vanuit de ‘beweegpraktijk’ ontstaan. Het grootste deel van de programma’s is nog niet op effectiviteit onderzocht; van slechts 11 programma’s zijn de positieve effecten op meer bewegen met wetenschappelijk onderzoek aangetoond. Bij 31 van de 62 beweegprogramma’s is geen enkele effectmeting op het terrein van ‘meer bewegen’ gedaan en bij zeven programma’s is alleen een nameting gedaan onder de deelnemers, terwijl bij 16 beweegprogramma’s een voor- en nameting werd uitgevoerd bij de deelnemers. Zes beweegprogramma’s zijn onderzocht door middel van een voor- en nameting van de mate van bewegen bij de deelnemers en een controlegroep. Behalve dat de kwaliteit van het onderzoek erg verschilt tussen de programma’s, bestaat er ook een grote variëteit in de methodiek om de effectiviteit op het beweeggedrag te bepalen. Zo wordt er onder andere gebruik gemaakt van verschillende soorten vragenlijsten, interviews en stappentellers. Van de 22 beweegprogramma’s waarvan het design sterk genoeg was (minimaal een voor- en nameting bij de interventiegroep) werd het gevonden effect geclassificeerd. Bij 15 beweegprogramma’s werden positieve effecten gevonden op het bewegen en bij negen van deze 15 programma’s zijn de effecten statistisch significant. Bij drie programma’s werden significant positieve effecten gevonden in een gecontroleerd design.

Effectiviteit lastig te meten

Het bewijzen van de effectiviteit van beweegprogramma’s is lastig doordat ‘meer bewegen’ niet gemakkelijk is te meten, en omdat dergelijk onderzoek prijzig is om uit te voeren. Het is echter wel relevant in de toekomst meer aandacht te besteden aan onderzoek naar (kosten)effectiviteit van beweegprogramma’s. Meerdere programma’s richten zich niet alleen op het stimuleren van beweging maar ook op bijvoorbeeld ‘afvallen’ of het lidmaatschap van een sportvereniging en hebben daarop hun effecten aangetoond. 

Uitschieters

De drie best practices richten zich op verschillende doelgroepen. Het COACH programma, is een wetenschappelijk onderbouwd programma om lichamelijk actiever te worden! Een leefstijlprogramma bedoeld voor mensen die te weinig bewegen. Er wordt mensen geleerd hoe zij leefstijlactiviteiten in kunnen bouwen in het dagelijks leven. Gezond beweeggedrag heeft namelijk een positieve invloed op fitheid en gezondheid. Het programma maakt gebruik van een stappenteller en ‘Exercise Counseling’ bij de stimulatie van de lichamelijke activiteiten. Uit de praktijk blijkt dat mensen zich na drie tot vier maanden beter voelen: ze zijn fitter en bewegen meer.

JUMP-in richt zich op kinderen in de basisschoolleeftijd. Het is een mix van programma’s waarin kinderen kunnen sporten en bewegen, waardoor zij beter gaan voldoen aan de norm gezond bewegen voor hun leeftijd. JUMP-in wordt beschouwd als het antwoord op overgewicht en passiviteit bij kinderen. Door de slimme inzet van een zestal instrumenten leidt het project tot een aantal fraaie resultaten. Deze zes instrumenten zijn: Het Leerlingvolgsysteem, Oudervoorlichting, De klas Beweegt, Bewegen doe je ZO!, Sport op school, Club Extra/MRT. Revalidatie Sport en Bewegen is voor revalidanten en patiënten. Na ontslag uit het revalidatiecentrum of ziekenhuis is er telefonische nazorg over het bewegen. Uit meerjarig onderzoek van het VU Medisch Centrum en Roessingh Research and Development blijkt dat door ‘Revalidatie, Sport en Bewegen’ deelnemers meer gaan bewegen en sporten. Ruim een jaar na afloop van het programma sporten de ex-deelnemers nog steeds meer dan degenen die niet aan het programma hebben deelgenomen. Verder is er een verhoging van de dagelijkse activiteit te zien. De contactmomenten na ontslag van de patiënten werpen dan ook zijn vruchten af. Belangrijk is dan ook hiermee door te gaan totdat mensen structureel actiever zijn. Verder geven de meeste deelnemers aan tevreden te zijn over de activiteiten en het advies van de consulenten. In de deelnemende centra is een doorverwijzingstructuur opgebouwd en zijn vele nieuwe activiteiten opgezet. Doordat de patiënten meer zijn gaan bewegen na ontslag, is de zorgconsumptie merkbaar afgenomen.

Betrokkenheid doelgroep

Draagvlak voor een programma kan vergroot worden door de doelgroep bij de opzet en uitvoering van de activiteiten actief te betrekken en te zorgen voor duidelijke communicatie naar de doelgroep toe. Op deze drie items zijn de programma’s beoordeeld. Voor 5 programma’s is op geen enkele wijze terug te vinden dat de doelgroep actief wordt betrokken bij het programma. Het merendeel van de programma’s betrekt de doelgroep echter wel op één of meerdere manieren. Geconcludeerd kan er dus worden dat er nog veel aandacht nodig is voor het onderbouwen van de bestaande beweegprogramma’s om de meer en minder effectieve programma’s van elkaar te kunnen onderscheiden. Doordat naar veel programma’s nog geen effectonderzoek is verricht, is niet altijd goed in te schatten hoe kansrijk een programma is in het bevorderen van meer lichaamsbeweging. De in dit rapport gepresenteerde indeling in categorieën van programma’s naar mate van kansrijkheid is dan ook een tijdelijke indeling, die zal veranderen wanneer meer programma’s verder worden ontwikkeld en onderzocht.

Er is in Nederland een veelheid aan beweegprogramma’s die men kan inzetten om burgers aan het bewegen te krijgen. Hoewel de programma’s onderling wel verschillen vertonen is er ook veel overlap. De vraag is of het ontwikkelen van steeds maar nieuwe programma’s een goede zaak is en of het bundelen van kennis en het doorontwikkelen en onderbouwen van de bestaande programma’s geen efficiëntere methode is om effectieve programma’s te krijgen.

Bron: Nivel

Het volledige rapport is te downloaden via onderstaande link:

http://www.nivel.nl/pdf/Rapport-evaluatie-kansrijke-beweegprogrammas-fase2.pdf

Meer bewegen gaat niet vanzelf en vraagt soms om specifieke interventies. Eind 2009 zijn 62 programma’s in kaart gebracht die zijn ontwikkeld om de Nederlander meer aan het sporten en bewegen te krijgen.

onderzoek I health

body LIFE 2I2010 I

Edities